Minister Willy Borsus wil meer vrouwelijke zelfstandigen
Het vrouwelijk ondernemerschap stimuleren is een terugkerend thema van minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO’s, Landbouw en Maatschappelijke Integratie Willy BORSUS. Aan de vooravond van de Internationale Dag voor de Rechten van de Vrouw maakt hij de balans op en lanceert hij een oproep voor projecten ten voordele van het vrouwelijk ondernemerschap.
De minister preciseerde meteen het volgende: “In België is slechts 34,5% van de zelfstandigen een vrouw, of 363.153 vrouwen op een totaal van 1.050.402. Er is nog een duidelijke progressiemarge. De ondersteuning van het vrouwelijk ondernemerschap is voor mij een prioriteit.”
Daarom heeft Willy Borsus in 2016, samen met zijn collega Maggie De Block, een Plan voor de bevordering van het vrouwelijk ondernemerschap ontwikkeld om vrouwen ertoe aan te moedigen te kiezen voor een loopbaan als zelfstandige. Belangrijke verwezenlijkingen van dit plan: de maatregelen ter versterking van het sociaal statuut der zelfstandigen wat betreft de verzoening tussen het gezins- en het beroepsleven[1] (verlenging tot 12 weken van het moederschapsverlof en flexibeler moederschapsverlof, met andere woorden de mogelijkheid om het halftijds of per week op te nemen) die in werking zijn getreden op 1 januari jongstleden, alsook de invoering van een Barometer van het vrouwelijk ondernemerschap (in de Boordtabel van de KMO’s[2]).
De vrouwelijke zelfstandigen verdienen minder dan de mannelijke zelfstandigen
Uit deze barometer blijkt dat in 2014 en 2015 34,5% van de zelfstandigen een vrouw was. Bovendien zien we over de periode 2007-2015 dat het jaarlijks groeipercentage van het totale aantal vrouwelijke zelfstandigen duidelijker is dan dat bij de mannelijke zelfstandigen.
In 2015 waren de vrouwen vooral aanwezig in de minder kapitaalsintensieve activiteiten
uit de sectoren van de vrije en intellectuele beroepen (39,3 %), de handel (32,5 %)
en de diensten (12,5 %). Het vrouwelijke ondernemerschap heeft nog een groeimarge want de ratio van de zelfstandige vrouwen tegenover de actieve vrouwelijke beroepsbevolking is kleiner dan die verhouding bij de zelfstandige mannen.
Uit de cijfers blijkt ook dat de vrouwen minder inkomen uit hun zelfstandige activiteit halen dan de mannen. In 2014 hadden 51,4 % van de vrouwen inderdaad een netto jaarlijks inkomen aangegeven van minder dan 7.500 euro. Bij de mannen was dat 36,8 %.
En de situatie in de ordes en instituten?
Nog een feit dat de FOD Economie aantoont: de problematiek van de vrouwelijke aanwezigheid in ordes en beroepsinstituten van vrije en intellectuele beroepen. Vier van de zes beroepsorganisaties die onder de bevoegdheid vallen van de minister van Middenstand werden onderzocht, namelijk: de Psychologencommissie, het Instituut van Auto-experts (IAE), het Beroepsinstituut van Boekhouders en Fiscalisten (BIBF) en het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars (BIV). Het blijkt dat gemiddeld 29 % van de leden van de bestuursorganen vrouwen zijn. Bij het BIV, het BIBF en het IAE komt het aantal vrouwelijke bestuursmandaten relatief overeen met hun aantallen leden. Voor de feminisering van deze instanties is dus vooral een algemene toename nodig van het aantal vrouwelijke zelfstandigen.
Toegang van vrouwelijke zelfstandigen tot krediet
Zoals aangekondigd in zijn plan is de minister ook overgegaan tot een evaluatie van de toegang van KMO’s tot financiering. De globale resultaten van deze analyse (en van de aanbevelingen) zullen volgende week gecommuniceerd worden, maar twee elementen springen toch al in het oog:
- Het kredietverleningspercentage bedraagt 88% voor vrouwen en 92% voor mannen. Met andere woorden, het weigeringspercentage is 50% hoger bij vrouwen (12%) dan bij mannen (8%),
- De bedragen toegekend aan vrouwen zijn lager: gemiddeld bedragen zij 197.080 voor vrouwen tegen 447.071 voor mannen.
Projectoproep
Tot slot stelde het Plan voor de bevordering van het vrouwelijk ondernemerschap ook de sensibilisering, vorming en opleiding voor van jongeren, maar ook van vrouwen die een zelfstandige activiteit willen opstarten of die dat overwegen. Sensibilisering, vorming en opleiding zijn bovendien net de doelstellingen van de projecten die ondersteund zullen worden door de minister in het kader van een projectoproep die Willy Borsus vandaag lanceert. Hiermee realiseert hij dus nog een maatregel van het plan.
Kunnen deelnemen aan deze projectoproep, alle organismen, verenigingen en Belgische promotoren die een project of een initiatief zullen voorstellen dat het volgende nastreeft:
- De ondernemingsgeest bij vrouwen bevorderen op nationaal, regionaal of lokaal niveau, en daardoor de economie stimuleren;
- Het imago van de vrouwelijke zelfstandigen bevorderen en opwaarderen;
- Een rol spelen als test- of voorbeeldproject;
- Een relais zijn inzake vorming;
- Een rol spelen bij de invoering van mentorprogramma’s;
- Duidelijke doelstellingen kunnen definiëren en de verwachte resultaten opleveren;
- Een link vormen met het “Plan voor de bevordering van het vrouwelijk ondernemerschap” van maart 2016;
De geselecteerde projecten zullen een subsidie genieten over een periode van drie jaar.
Deze organismen hebben 2 maanden de tijd om hun projecten in te dienen. De informatie en de praktische modaliteiten om deel te nemen aan de projectoproep bevinden zich op de website van de FOD Economie: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/leven_onderneming/vrouwelijk-ondernemerschap
Een jury samengesteld uit leden van overheids-, private en academische instellingen en uit de bedrijfswereld met een link naar het vrouwelijk ondernemerschap zal de voorgestelde projecten onderzoeken op hun relevantie, hun realisme, hun visibiliteit, hun originaliteit en hun innoverende karakter, maar ook de mogelijke impact op het vrouwelijk ondernemerschap, zonder de ervaring van het “netwerk” te vergeten.