Persbericht

Willy Borsus wil de toegang van KMO’s tot financiering verbeteren

In 2013 heeft de regering een wet ingevoerd met betrekking tot de financiering van KMO’s. Deze voorzag nieuwe regels inzake kredieten toegekend aan KMO’s. Minister Willy Borsus gaat vandaag over tot een evaluatie van deze wet via een uitgebreide enquête uitgevoerd bij 10.000 KMO’s. Hij maakt het bilan op en kondigt nieuwe maatregelen aan.

Deze wet was erop gericht een specifiek kader te creëren dat gunstig is voor het krediet aan KMO’s, voor het uitbouwen van een transparante en evenwichtige contractuele relatie tussen kredietgevers en -nemers en voor het vereenvoudigen van de toegang tot financiering voor de KMO’s.

De wet voorzag met name het volgende:

-     Een suitability verplichting: de kredietgever moet steeds het type krediet zoeken dat het best is aangepast.

-     Precontractuele informatie: er wordt een passende toelichting gegeven bij de kredietaanvraag (waarin de belangrijkste kenmerken van de types kredieten die toegekend worden door de bank vermeld worden) en de KMO kan een ontwerpovereenkomst ontvangen en een summier informatiedocument.

-     De communicatie aan de KMO van de belangrijkste redenen voor de kredietweigering, om haar toe te laten haar dossier te verbeteren.

-     De vervroegde terugbetaling door de KMO van haar krediet met beperkte wederbeleggingsvergoedingen voor de kredieten toegekend vanaf 1/1/2014.

-     Het verbod op bepaalde onrechtmatige bedingen.

-     Het toezicht op de naleving van deze wet door de FSMA.

Evaluatie van de wet

De FOD Economie heeft een enquête gehouden waaraan bijna 10.000 KMO’s en zelfstandigen vrijwillig hebben deelgenomen. Deze hoge participatiegraad (meer dan 30%) toont het belang aan dat de KMO’s hechten aan het financieringsthema.

Vaststellingen van de enquête

  • De kredietaanvragen zijn vooral afkomstig van de bouw- (19%), kleinhandels- (12%), horeca- (8%) en medische sector (7 %).
  • Het mediaan bedrag aangevraagd door ondernemingen schommelt tussen 25.000€ voor de éénmanszaken – buiten de starters – (wat in elk opzicht overeenkomt met de Europese definitie van het microkrediet) en 125.000€ voor de KMO’s die tussen 20 en 49 werknemers tellen. De onderverdeling naar omvang toont aan dat hoe meer werknemers de onderneming telt, des te hoger de toegekende bedragen worden.
  • Wanneer we de ondernemers vragen of ze de voorwaarden in hun contract goed begrijpen, antwoordt 85% positief. Als we deze gegevens uitsplitsen naar de omvang van de onderneming, stellen we vast dat de kleinste achterop hinken. Het globale gemiddelde toont aan dat tenminste één onderneming op tien van mening is dat de voorgestelde voorwaarden niet duidelijk zijn. Gelet op het belang van deze voorwaarden, is dat hoog.
  • Slechts 15 % van de kleine en middelgrote ondernemingen en 12 % van de starters werden geconfronteerd met een kredietweigering sinds 1 maart 2014. De voornaamste redenen die worden ingeroepen om een krediet aan een KMO of een starter te weigeren, hebben te maken met het ontoereikend financieel draagvlak van de onderneming, of het nu gaat in termen van eigen fondsen of waarborgen.
  • De meest gebruikte waarborgen zijn de persoonlijke borgstelling, de hypotheek/het hypothecair mandaat en het pand op een handelszaak. Eén onderneming op drie wijst er evenwel op dat zij geen waarborg lopen heeft.
  • Precontractuele informatie: slechts 56 % van de personen die op deze vraag hebben geantwoord, hebben bevestigd dat zij een toelichting hebben ontvangen voorafgaand aan de afsluiting van hun contract, hoewel het gaat om een wettelijke verplichting. Natuurlijk volgens de respondenten.
  • Percentage dat op de hoogte is van de beperking van de wederbeleggingsvergoeding: slechts 31 % van de bevraagde personen weet dat de banken geen wederbeleggingsvergoeding mogen vragen die hoger is dan 6 maanden interest bij vervroegde terugbetaling van een krediet dat afgesloten werd na 10 januari 2014 en dat betrekking heeft op een totaal bedrag van maximaal 1 miljoen euro. Wij kunnen daaruit concluderen dat de grote meerderheid van de respondenten geen weet heeft van de nieuwe regels inzake de wederbeleggingsvergoeding.
  • Gender: het percentage toegekende kredieten bedraagt 88% voor de vrouwen en 92% voor de mannen. Met andere woorden, de weigeringsgraad bedraagt 12% bij de vrouwen en 8% bij de mannen. Bovendien zijn de aangevraagde en toegekende bedragen bij de vrouwen globaal lager in vergelijking met de mannen. De mediane bedragen zijn 54.000€ voor de vrouwen en 80.000€ voor de mannen. De toegekende mediane bedragen zijn 50.000€ voor de vrouwen en 75.000€ voor de mannen.

Terwijl er geen enkele onrustwekkende onregelmatigheid werd vastgesteld, heeft de evaluatie van de wet een aantal mogelijke verbeteringen van de wet aan het licht gebracht. De minister denkt met name aan:

-     de verbetering van de precontractuele informatie en de begeleiding van de KMO’s in geval van een weigering van het krediet, omdat de toelichting slechts in 56% van de gevallen gegeven wordt: informatie geven over de publieke en private begeleidingsinstellingen, alsook over de tools om de toegang tot financiering voor de KMO’s te verbeteren;

-     de verlichting van de administratieve rompslomp voor de microkredieten;

-     Zekerheden en waarborgen: het beroep op een zekerheid of waarborg omkaderen, een herziening mogelijk maken van de zekerheden en waarborgen na verloop van tijd, de KMO’s informeren over het bestaan van regionale overheidswaarborgen;

-     Wederbeleggingsvergoeding: verhoging van het plafond van het kredietbedrag van 1 naar 2 miljoen €, de mogelijkheid voorzien dat onder bepaalde voorwaarden geen  wederbeleggingsvergoeding verschuldigd is voor microkredieten, technische herzieningen realiseren (met name voor de bevoegdheid van de FSMA en over de berekeningsmethoden). Een retroactiviteit van de wet is niet voorzien, maar er kunnen klachten ingediend worden bij Ombudsfin en de hoven en rechtbanken om de wederbeleggingsvergoeding naar beneden te herzien.

-     Zo veel mogelijk werken in overleg met de stakeholders binnen het kader van de bestaande Gedragscode, met name wat betreft de modaliteiten rond de informatie die gecommuniceerd moet worden aan de KMO’s.

-     Enz.

Laten we 2 interessante cijfers niet vergeten uit het laatste overzicht van Graydon uit januari jongstleden over De Financieel-economische gezondheid van de Vlaamse, Brusselse en Waalse KMO’s:

  • De Belgische KMO’s kennen een voortdurende verbetering van hun financiële onafhankelijkheidsgraad over de periode 2006-2015. De mediane waarde van de financiële onafhankelijkheidsindicator van de KMO’s gaat van 31,6 % naar 36,8 %.
  • De dekking van de fondsen van derden door de cash-flow van de Belgische KMO’s stijgt en bedraagt nu 15,2 %. Dat is het hoogst genoteerde cijfer van de voorbije 10 jaar.

Tot slot, wat betreft het globaal volume kredieten toegekend aan ondernemingen in België, moeten we dit rapport[1] opmerken van de Nationale Bank van België, dat het volgende stipuleert: “Volgens de statistieken van de Kredietcentrale bedroegen de door de ingezeten kredietinstellingen aan niet-financiële vennootschappen toegestane kredietlijnen eind december 2016 in totaal € 174,3 miljard. Het effectief door de ondernemingen aangewende kredietvolume beliep € 125,8 miljard. Die leningen werden overwegend verstrekt aan kleine ondernemingen die, eind december, goed waren voor € 70,7 miljard toegestane en voor € 59,3 miljard opgenomen kredieten.”

Verslag van de enquête:

http://economie.fgov.be/nl/modules/publications/analyses_studies/evalutatieverslag_wet_21-12-2013_kmo-financiering_2016.jsp